Welke rol vervul je daar?
‘Als mensen dat vragen zeg ik altijd: de rol van trainee, want ik wil breder kunnen werken dan je in een bestaande functie zou kunnen. Nu behoort het merendeel van mijn taken wel bij wat een werkvoorbereider doet, maar ik ga ook met de projectdirecteur mee als zijn assistent. Dan pak ik projectoverstijgende taken op, zoals het meer- en minderwerk. Meerwerk is bijvoorbeeld het plaatsen van een keet, die ontbrak nog toen wij hier aankwamen. Dit zou de hoofdaannemer regelen, maar dat deden we nu in overleg zelf en dat brengen we in rekening. Maar het kan ook gaan om de stabiliteitsberekeningen voor de ondergrond van de heikraan. Als die nog niet zijn gemaakt, maar we staan al wel klaar met onze machines, zullen er stagnatiekosten in rekening gebracht worden. Andersom kan het voorkomen dat wij minder werk verrichten dan gepland vanwege een efficiëntere manier van werken of een aangepast plan in de uitvoering, dan geven wij deze kostenmindering natuurlijk ook aan bij de hoofdaannemer. Ik maak een overzicht van deze kosten, maar onderzoek vooral ook de oorzaken ervan, met het doel de faalkosten te voorkomen.’
Heb je daarnaast ook een eigen opdracht?
‘Ja, die komt hier een beetje uit voort. De hoofdaannemerscombinatie van dit project bestaat uit Besix, Dura Vermeer, Van Oord en TBI (Mobilis, Croonwolters&dros). Als onderaannemer is er de funderingscombinatie Franki Grondtechnieken (dochter van Besix) en TBI-onderneming Voorbij Funderingstechniek. Ik kreeg van Robert Jan Feijen de vraag of ik wilde kijken of beide combinaties als een geheel werken of dat toch het klassieke onderscheid tussen hoofd- en onderaannemer speelt. In dat laatste geval schrijf je voortdurend bonnetjes uit naar elkaar voor alles wat niet volgens afspraak gaat, terwijl je ook samen zou kunnen zoeken naar oplossingen. Ik bekijk in hoeverre we integraal werken en ik heb het idee dat alleen al mijn onderzoek hiernaar ons deze richting op stuurt.’
Dit werk betreft de organisatie en het proces, heb je daarnaast ook te maken met de techniek van het bouwen?
‘Jazeker! Ik hoorde een discussie over de hoeveelheid mortel die moet worden gestort bij het toepassen van de combi-boorpalen die als fundering worden ingezet voor de tunnel. Hierbij wordt een stalen buis met een boorpunt zo’n 20 meter de grond ingeschroefd. In de buis laat een kraan een betonnen paal zakken waarna in de ruimte tussen de paal en de buis een bepaalde hoeveelheid mortel wordt gestort. Nadat er ook bentoniet (een kleiachtig mengsel) en water in de buis is gestort, wordt de buis uit de grond getrokken. De boorpunt en betonnen paal blijven achter. Maar terwijl de buis draaiend omhoog wordt getrokken, moet je nauwkeurig de waterzakking in de buis meten zodat je weet hoeveel mortel er onderaan de buis wegloopt in de bodem. Dit is nodig om te kunnen bepalen of het uiteindelijke mortelniveau binnen de grenzen van het ontwerp ligt. Men was op een papiertje aan het uitrekenen hoeveel liter mortel erbij zou moeten, dat gaat om zo’n honderdvijftig liter voor elke meter die de buis omhooggaat. Ik dacht, ga je dat per paal uitrekenen? We gaan hier 7.000 palen plaatsen! Ik mengde me in de discussie en kreeg te horen dat ze het globaal berekenden en dat je na een aantal metingen wel ongeveer weet wat deze grond aan mortel vraagt. Daarop maakte ik een Excelbestand dat zelf de gegevens van de paal opzoekt. Als je daarin je meetgegevens invult tijdens het trekken van je buis, krijg je een grafiek te zien van het mortelverbruik. En dat is een prima uitgangspunt voor de volgende boring.’