Bouwtaal op project Little C

In de bouw gebruiken we vaak woorden die je nergens anders hoort en misschien niet eens kent.

Dit artikel komt uit het magazine GeenPunt, een uitgave van de Gemeente Rotterdam in samenwerking met Stichting Lezen & Schrijven en Bibliotheek Rotterdam. Bekijk het officiële artikel en de andere artikelen uit het magazine hier

In de bouw gebruiken ze woorden die je nergens anders hoort. Samen met collega’s bij de put aan de slag gaan. Een aanpikkelateur hijst een kubel volvers beton omhoog, zodat het kubelen kan beginnen. Kalenderen, koppensnellen en tussendoor even schaften. Drie mannen van de bouwplaats van nieuwbouwproject Little C in Rotterdam vertellen hoe ze daar met elkaar praten.  

Sander Groenenboom (37) werkt als uitvoerder aan de bouw van Little C. Dit is het nieuwe woon- en werkcomplex aan de kade van de Rotterdamse Coolhaven. Namens bouwbedrijf J.P. van Eesteren geeft hij leiding aan een team van bouwvakkers die in de bouwput aan het werk zijn. Zo is Sander ook ooit begonnen, maar hij heeft zich verder ontwikkeld: hij is doorgeschoold.

In de zestien jaar dat hij in de bouw werkt, heeft hij de bouwwereld goed leren kennen. En ook de taal die er gesproken wordt. ‘Het is een heel informele, platte organisatie: je ziet weinig verschil tussen de baas en zijn werknemers. Dat wil zeggen dat ik dus gewoon ‘je’ en ‘jij’ zeg tegen onze directeur. En je hoort soms ook wat plat taalgebruik. Ja, soms zijn we wel een beetje grof in de bek.’

Communicatie in de bouwput is heel belangrijk, vindt Sander. ‘Goede communicatie bepaalt volgens mij 70 tot 80 procent van het bouwen. Dat kan hier soms lastig zijn, want er lopen op de bouwplaats mensen van verschillende nationaliteiten door elkaar. Maar ik zeg vaak: Het maakt niet uit of je de taal verstaat, als je je vak maar verstaat.’

Koppensnellen

‘Voor de fundering van een gebouw moeten heipalen de grond in geslagen worden. Als de paal dieper de grond in moet dan het maaiveld, gebruiken we daarvoor een soort verlengstuk. Dat wordt een hoerenjong genoemd. Om die te gebruiken moeten we wel eerst de kop - het kopwapen of stekwapen - van de heipaal af zagen. Dat noemen we koppensnellen.

Bij het heien gaat de opzichter kalenderen. Dat betekent dat hij uitrekent hoeveel slagen de heiinstallatie maakt voordat een heipaal een tocht (een afstand van 25 centimeter) aflegt. Als we dit weten, kunnen we ook berekenen hoeveel slagen er nodig zijn om een heipaal van een bepaalde lengte helemaal de grond in te heien.

We heien met een zwaar heiblok. Als we daarmee op de houten of betonnen heipaal slaan, kan die beschadigen of barsten. Daarom doen we er mutsvulling tussen. Dat is een houten blok over de kop van de heipaal, dat de kracht een beetje dempt.’

‘En pielemannetjes, dat is misschien heel iets anders dan je denkt’

Snelheid

Ad Schilt (55) werkt al dertig jaar in de bouw. Hij is namens bouwbedrijf ERA Contour als werkvoorbereider verantwoordelijk voor alle gevels, de bijzondere zwarte kozijnen en het staalwerk van Little C. Zijn dagelijkse werk is onder andere communiceren met alle leveranciers en uitvoerders. Hij ziet grote verschillen tussen de bouwplaats van vroeger en nu. ‘Het tempo ligt tegenwoordig veel hoger dan vroeger. We hebben meer zachte winters en dus meer dagen waarop we kunnen werken. En in de huidige digitale wereld gaat eigenlijk alles veel sneller.’

De bouwvakkers werken met hun handen. Ad en zijn collega’s doen het voorbereidende werk met behulp van schema’s, zijn planningsbord en de bouwmodellen op zijn computer. ‘Vroeger lagen hier nog stapels plattegronden, plannen en andere papieren. Tegenwoordig kijken we in 3D-modellen van moderne computerprogramma’s. Als iemand wat komt vragen, dan roep ik vaak: Kijk maar in het model!’

De bouwtrein Als werkvoorbereider is het voor Ad belangrijk om de bouwtrein goed in te gaten te houden. ‘Geen echte trein natuurlijk, maar de verbinding tussen de bouwprocessen. Op verschillende plaatsen zijn de bouwvakkers met hetzelfde werk bezig. Je kunt zien aan de hoogte van de bouwkranen welke verdieping ze aan het bouwen zijn.’

Het werk wordt voorbereid in het kantoor van Ad. Daar werkt hij met een bestek. ‘Daarmee bedoel ik geen mes, vork en lepel. Dit is ander bestek: een technische beschrijving van wat we gaan maken, waaronder materiaal, kleur en vorm. En voordat een product wordt geleverd, krijgen we een monster: een voorbeeld van hoe het eruitziet.’

'Soms hoor je ook een term die sjiek klinkt'

Een belangrijk moment voor de bouwers is wanneer een gebouw wind- en waterdicht is. ‘Dat is het moment waarop we binnen in het gebouw beginnen met de afbouw. De stukadoors en timmerlieden kunnen dan binnen aan de slag. Dan zijn er geen vervelende weersinvloeden meer die om de hoek komen kijken.’

Ondertussen lopen er collega’s door zijn kantoor die allerlei vreemde termen gebruiken. ‘Onder meer een klezoor: daarmee bedoelen we dat stenen in vier delen (vier klezoors) worden opgedeeld. Een drieklezoor is dan ook een driekwart van een steen. En pielemannetjes, dat is misschien heel iets anders dan je denkt. Pielemannetjes zijn korte afstandhouders tussen de bakken waarin een betonnen vloer wordt gestort.’

Schaften

Tijdens de schaft in de bouwkeet komen we Robin van Druten (27) uit Delft tegen. Hij werkt op de bouwplaats namens ERA Contour. Hij smeert een boterhammetje en vertelt over hoe het is als hij in de put zit. ‘Dat wil z eggen: de bouwput. We houden van korte zinnen. Lekker duidelijk.’

Praten met buitenlandse collega’s is soms moeilijk. Veel bouwvakkers uit Oos t-Europa spreken geen Nederlands en praten in gebrekkig Engels of Duits. Robin: ‘Een Roemeense collega vroeg me een keer in het Engels om een ‘disk’. Ik had geen idee. Pas later begreep ik dat hij daarmee een ronde slijptol bedoelde.’

Regelmatig moet hij nauw samenwerken met zijn collega’s. ‘Dan moeten we bijvoorbeeld een onderdeel halen en brengen. Daarmee bedoel ik dat een plaat of plank een stukje naar voren of achteren moet worden geschoven. Anders ligt ‘ie niet waterpas, niet precies recht.’

De tijd staat niet stil. Toch hoor je op de bouwplaats soms termen uit vervlogen tijden. Vroeger werden bijvoorbeeld afstanden niet alleen in centimeters, maar ook in duimen (inch) uitgedrukt. ‘Soms vraagt een collega-timmerman om een tweetje of een drietje. Dat betekent een stukje dat even lang is als twee of drie duimen breed, ofwel 4,5 of 7 centimeter. Dat is echt iets van vroeger.’

Daarna legt hij uit wat kubelen inhoudt. ‘Dat is met een soort grote slagroomspuit (de kubel) beton storten. Een mixer is hier geen apparaat in de keuken, maar een grote betonmolen.’

Soms hoor je ook een term die sjiek klinkt. ‘Een freatisch vlak is een duur woord voor grondwaterspiegel. En met de term maaiveld bedoelen we het straatniveau. Of een collega die staat op de zoveelste slag van de steiger. Slag betekent verdieping. Ook een apart woord is een aanpikkelateur, ook wel rigger genoemd. Daarmee bedoelen we iemand die bij de kraan klaar staat om een lading aan een lus vast te maken.’

Gebarentaal

Op bouwplaatsen moet bouwvakkers veilig kunnen werken, ook als ze geen of slecht Nederlands praten. Daarom komen Bouwend Nederland en vakbond FNV met een nieuw plan: bouwvakkers moeten leren communiceren in gebarentaal. Die nieuwe gebarentaal bestaat uit 25 gebaren. Daarmee kunnen bouwvakkers elkaar bijvoorbeeld waarschuwen voor struikelgevaar of als er een ambulance moet komen.

Stuur artikel door