Voormalig trainee Alexander van der Hoek (periode 1)

‘Je mag een kijkje nemen in de keuken van verschillende bedrijven’

Alexander van der Hoek behaalde zijn bachelor Civiele Techniek aan de TU Delft, gevolgd door een master Waterbouwkunde met Havens en Vaarwegen als specialisatie. Na zijn studie werd hij gerekruteerd door een financieel en strategisch consultancybureau dat actief is in havens, maar hij miste daar de techniek. En dus keek hij verder.

Je ging op zoek naar een traineeship. Waarom en waarom bij TBI?

‘Van een traineeship verwacht ik dat je de kans krijgt om af en toe op een lager tempo naar iets te kunnen kijken omdat het van nut is voor jezelf. En dat je kunt leren van verschillende leiders en hun managementstijlen. Bij TBI val je onder de TBI acdmy, een team dat jou begeleidt in je groei. Ik heb verschillende traineeships bekeken en een collega van het consultancybureau waar ik werkte, bracht me in contact met Rosanne Stel, een TBI-trainee. Haar verhaal gaf voor mij de doorslag, samen met de andere verhalen op de website van TBI. Ik weet nog niet precies wat ik wil en dit lijkt de ideale plek om dat te ontdekken. Zeker ook omdat je een kijkje mag nemen in de keuken van verschillende bedrijven.’ 

Hoe verloopt de aannameprocedure?

‘Je stuurt een motivatiebrief en je cv, waarna je een persoonlijkheidstest en een cognitieve test mag doen. Daarna had ik via Teams een gesprek met Harald van Keulen, de directeur van TBI Bouw, en met een coach van de TBI acdmy. Er was meteen een klik en ik mocht op een persoonlijk gesprek bij Robert Jan Feijen, de directeur van Mobilis. Hij vertelde over De Groene Boog, de verbinding tussen de A16/A20 en de A13 aan de noordzijde van Rotterdam. Die nieuwe route en tunnel komen praktisch in de achtertuin van mijn voormalig ouderlijk huis. Daar wilde ik dolgraag aan de slag! Terwijl ik nog in de veronderstelling was dat ik in een sollicitatiegesprek zat, ging Robert Jan meteen bellen en regelde hij dat ik bij Voorbij Funderingstechniek terecht kon.’

Welke rol vervul je daar?

‘Als mensen dat vragen zeg ik altijd: de rol van trainee, want ik wil breder kunnen werken dan je in een bestaande functie zou kunnen. Nu behoort het merendeel van mijn taken wel bij wat een werkvoorbereider doet, maar ik ga ook met de projectdirecteur mee als zijn assistent. Dan pak ik projectoverstijgende taken op, zoals het meer- en minderwerk. Meerwerk is bijvoorbeeld het plaatsen van een keet, die ontbrak nog toen wij hier aankwamen. Dit zou de hoofdaannemer regelen, maar dat deden we nu in overleg zelf en dat brengen we in rekening. Maar het kan ook gaan om de stabiliteitsberekeningen voor de ondergrond van de heikraan. Als die nog niet zijn gemaakt, maar we staan al wel klaar met onze machines, zullen er stagnatiekosten in rekening gebracht worden. Andersom kan het voorkomen dat wij minder werk verrichten dan gepland vanwege een efficiëntere manier van werken of een aangepast plan in de uitvoering, dan geven wij deze kostenmindering natuurlijk ook aan bij de hoofdaannemer. Ik maak een overzicht van deze kosten, maar onderzoek vooral ook de oorzaken ervan, met het doel de faalkosten te voorkomen.’

Heb je daarnaast ook een eigen opdracht?

‘Ja, die komt hier een beetje uit voort. De hoofdaannemerscombinatie van dit project bestaat uit Besix, Dura Vermeer, Van Oord en TBI (MobilisCroonwolters&dros). Als onderaannemer is er de funderingscombinatie Franki Grondtechnieken (dochter van Besix) en TBI-onderneming Voorbij Funderingstechniek. Ik kreeg van Robert Jan Feijen de vraag of ik wilde kijken of beide combinaties als een geheel werken of dat toch het klassieke onderscheid tussen hoofd- en onderaannemer speelt. In dat laatste geval schrijf je voortdurend bonnetjes uit naar elkaar voor alles wat niet volgens afspraak gaat, terwijl je ook samen zou kunnen zoeken naar oplossingen. Ik bekijk in hoeverre we integraal werken en ik heb het idee dat alleen al mijn onderzoek hiernaar ons deze richting op stuurt.’

Dit werk betreft de organisatie en het proces, heb je daarnaast ook te maken met de techniek van het bouwen?

‘Jazeker! Ik hoorde een discussie over de hoeveelheid mortel die moet worden gestort bij het toepassen van de combi-boorpalen die als fundering worden ingezet voor de tunnel. Hierbij wordt een stalen buis met een boorpunt zo’n 20 meter de grond ingeschroefd. In de buis laat een kraan een betonnen paal zakken waarna in de ruimte tussen de paal en de buis een bepaalde hoeveelheid mortel wordt gestort. Nadat er ook bentoniet (een kleiachtig mengsel) en water in de buis is gestort, wordt de buis uit de grond getrokken. De boorpunt en betonnen paal blijven achter. Maar terwijl de buis draaiend omhoog wordt getrokken, moet je nauwkeurig de waterzakking in de buis meten zodat je weet hoeveel mortel er onderaan de buis wegloopt in de bodem. Dit is nodig om te kunnen bepalen of het uiteindelijke mortelniveau binnen de grenzen van het ontwerp ligt. Men was op een papiertje aan het uitrekenen hoeveel liter mortel erbij zou moeten, dat gaat om zo’n honderdvijftig liter voor elke meter die de buis omhooggaat. Ik dacht, ga je dat per paal uitrekenen? We gaan hier 7.000 palen plaatsen! Ik mengde me in de discussie en kreeg te horen dat ze het globaal berekenden en dat je na een aantal metingen wel ongeveer weet wat deze grond aan mortel vraagt. Daarop maakte ik een Excelbestand dat zelf de gegevens van de paal opzoekt. Als je daarin je meetgegevens invult tijdens het trekken van je buis, krijg je een grafiek te zien van het mortelverbruik. En dat is een prima uitgangspunt voor de volgende boring.’

Dat idee zag men zitten?

‘Ja, ik moest meteen met mijn laptop mee naar buiten naar de heikraan. Tijdens het trekken voerde ik in het Excelbestand de toegevoegde liters in. Zo kwamen we tot een veel preciezer verbruik en dat is belangrijk. Want een teveel maakt dat er een plak beton achterblijft op de bovenkant van de paal, die later moet worden weggebikt. Maar te weinig mortel vult het gat onvoldoende wat ten koste gaat van de constructieve werking van de paal. Hierna ben ik dit aan alle heiploegen gaan uitleggen. We begonnen met één ploeg, nu zijn er 11 bezig. Het was zo’n succes dat mijn projectdirecteur me waarschuwde dat ik moest oppassen om niet de fulltime heispecialist te worden. Op een gegeven moment zat ik zelfs thuis met machinisten te bellen. Dan keek ik op de grafiek op mijn computer en gaf aanwijzingen: pas bij dit type paal zoveel liter toe. Mijn huisgenoten hoorden me dan schreeuwen want ja, je praat wel tegen mensen die naast een heistelling staan.’

Wat vind je van je begeleiding tijdens je traineeship?

‘Die is heel goed. Ik begon met een projectdirecteur die me naar allerlei interessante zaken meenam. Dan zei hij: ‘We gaan een dag lang de financiën van het project bekijken. Dat is voor jou interessant, dan zet ik je bij onze financiële man aan tafel.’ Verder heb ik Harald van Keulen als mijn mentor tijdens het hele traineeship en Claudia Ritmeester als coach. Haar ken ik van de eerste tweedaagse training die we als trainees kregen en met haar had ik al een goed gesprek over wat ik wil met dit traineeship, waarbij ze mij nuttige tips gaf. Uit die training nam ik drie leerpunten mee: beter luisteren en tactischer omgaan met je spreektijd, bijvoorbeeld door bij de hoofdboodschap te beginnen. Het derde leerpunt was dat ik ontdekte dat ik de neiging heb om partij te kiezen voor de andere kant. Als iemand klaagt over een ander, ga ik begrip vragen voor die ander terwijl ik beter eerst even begrip kan tonen voor degene met de klacht.’

Heb je contact met de andere trainees? 

‘Corona zit ons in de weg, maar het eerste dat Monique Morren en ik deden was het organiseren van een pubquiz voor de nieuwe lichting trainees. Wij namen dat initiatief omdat we eerder zijn begonnen dan de anderen. Monique in mei en ik in juni, terwijl het traineeship pas in september begint. Iedereen kreeg een vragenlijst om in te vullen en in de quiz moest je raden bij wie of welk TBI-bedrijf een bepaald antwoord hoort.’

Duurzaamheid is één van de pijlers in het beleid van TBI. Merk jij daar iets van?

‘Jazeker. In de eerste plaats merk ik dat aan de elektrische leaseauto die ik kreeg. Ik wil nooit iets anders meer. Verder heet het hier niet voor niets De Groene Boog, we bouwen de eerste energieneutrale snelweg en tunnel van Europa. Ik wist niet dat tunnels energieslurpers werden genoemd. Dat wordt hier dus doorbroken met zonnepanelen en talloze andere slimmigheden. Als ik hier later doorheen rij, ben ik heel erg trots en zal ik nog weten waar alle funderingspalen staan. Verder is onze bouwkleding gemaakt van gerecycled materiaal en krijgen we binnenkort de eerste elektrische shovel. De eerste keer dat ik mijn auto hier ging laden, bleek een dieselaggregaat de stroom op te wekken. Daar moesten wij als trainees wel om lachen, maar dat is snel opgelost.’

 Weet je al wat je hierna gaat doen?

‘De directeur van Mobilis zou me wel op dit project willen houden, maar dan bij Mobilis, want dan is de fundering klaar. Dat is een aanlokkelijk idee, want ik ken dit project al en maak dan een volgende fase mee. Maar andere trainees wijzen me erop dat je tijdens dit traineeship juist de kans hebt om heel verschillende dingen te doen. Dus het kan nog alle kanten uit. Maar wat ik ook kies, ik kom uitstekend terecht.’

Benieuwd naar Alexander zijn tweede traineeperiode bij Comfort Partners?

Lees hier verder

Stuur verhaal door